Een kunstlens kan geplaatst worden bij patiënten wiens normale ooglens troebel is geraakt door staar (cataract) of door een andere ziekte. De kunstlens is gemaakt van een soort kunststof die ruwweg dezelfde eigenschappen heeft als de normale ooglens. Maar kunstlenzen kunnen ook gebruikt worden bij patiënten die nog een eigen lens hebben, bijvoorbeeld om de sterkte van een ernstig bijziende of verziende lens te corrigeren. Daardoor behoudt de patiënt die het implantaat ontvangt een goed zicht. Deze biomedische ingreep bestaat al sinds jaren ’50 en is een van de meest uitgevoerde oogoperaties. In Nederland worden er 150.000 kunstlenzen per jaar geplaatst.
Het ontstaan van kunstlenzen
Een Britse arts genaamd Ridley behandelde tijdens de Tweede Wereldoorlog piloten die splinters van de cockpit van hun vliegtuig in het oog hadden gekregen. Deze perspex splinters bleken geen infecties in het oog te hebben veroorzaakt, en ook niet door het lichaam te worden afgestoten. Ridley kwam zo op het idee om kunstlenzen van hetzelfde materiaal te gebruiken om de troebel geworden lenzen van staar patiënten te vervangen. Tegenwoordig worden lenzen nog steeds van perspex gemaakt, maar ook van andere, meer flexibele acrylaat materialen.
Het aanbrengen van kunstlenzen
Een kunstlens kan heel eenvoudig worden geplaatst. In het hoornvlies van het oog wordt een kleine snede gemaakt met een scalpel. Als dat nodig is wordt de eigen lens van de patiënt welke is aangetast door staar of een andere ziekte klein gemaakt en uit het oog weggezogen. Door dezelfde sneden wordt daarna een kunstlens in het oog geplaatst, die zich uitvouwt en de functie van de originele lens overneemt of aanvult. De patiënt hoeft voor deze ingreep niet te worden verdoofd, en het plaatsen van een kunstlens neemt meestal slechts een kwartier in beslag. Daarmee is het één van de grote triomfen van de biomedische wetenschap.